Zo hoort het niet - Het lucht op
Zo hoort het niet mevrouw
'Sorry,' zei hij met een mooie Antwerpse tongval, ik had u niet zien staan.' Daarna bood hij mij zijn zitplaats in tram nr 6 aan. Of hij er bij bloosde kon ik niet zien vanwege zijn donkere huidskleur maar aan zijn lichaamstaal te zien vermoedde ik het wel. 'Oh maar ik kan nog prima staan hoor,' antwoordde ik hem. 'Maar zo hoort het niet mevrouw, zo hoort het niet.' Dus ging ik zitten op de mij aangeboden stoel. Ja nu je het zegt mijn linkerenkel voelde iets dikker dan de rechter, oeps daar schoot een pijnlijke scheut door mijn rechterknie en mijn rug, zo'n rugzak wordt toch zwaarder na een dag sjouwen. Zo verzon ik allerlei redenen waarom ik wel mocht zitten louter vanwege mijn leeftijd. Misschien had de aardige jongeman wel een nieuwe knie, een kunstheup of leed hij aan een of andere chronische ziekte, misschien had hij wel iets en ik wist zeker ik had niets, behalve meer jaren op de teller. Misschien had ik hem mijn stoel aan moeten bieden maar zoals hij zelf zei,' zo hoort het niet mevrouw, zo hoort het niet.' In deze wereld moet zoiets een verhaal worden want helaas zo vaak gebeurt dit niet meer, zo vaak gebeurt dit niet meer.
Het lucht op
'Kijk,' zei ze met een donker accent dat mij deed twijfelen of ze van oorsprong Nederlands was, 'op dat schilderij zie ik een berg boeken waar ik me tijdens mijn studie doorheen moest worstelen en op dat schilderij zie ik een berg die ik op moest klauteren, dat is voor mij de overeenkomst tussen deze twee schilderijen.' Zij was de zaalsuppoost die hier rond liep, liever gezegd even achter ons was gaan zitten en daardoor het gesprek tussen H. en mij opgevangen had. Ze vond ons gesprek kennelijk ruimte en veiligheid genoeg geven om haar visie met ons te delen. We praatten nog wat verder over kunst iets dat ons drieën verbond en op de een of andere manier kwamen we op het Nederlander zijn uit. Hoe je op zo'n eindpunt komt, is zelden te achterhalen en ook niet van belang. Drie mensen die elkaar in deze setting niet kenden, kenden elkaar nu. ' Weet u waar ik na dertig jaar in Nederland te wonen heel goed in ben?' Iedere Nederlander zou roepen: 'Zeuren over het weer!' Zij trok het iets breder: 'Ik ben heel goed geworden in zeiken!' Het woord klonk bijna mooi door haar donker gekleurde accent. Wij beaamden dat dat inderdaad een zeer kenmerkende eigenschap is en in ons Nederlands DNA zit, en dus schijnbaar ook besmettelijk is. 'Ja,' zei ze,' zeiken over het weer, de collega's, de politiek, het openbaar vervoer, voetbal,' en zo vulden we de lijst aan met onderwerpen waar Nederlanders over kunnen zeiken en ja, ze had gelijk. Hoe positief we volgens allerlei goeroes ook moeten denken, hoe we moeten omdenken en hoe de stelling 'een dag niet gelachen is een dag niet geleefd' ons als Nederlander een draai willen laten maken, zeiken blijft onze nationale hobby. Laten we er niet te moeilijk over doen voor menig Nederlander geldt 'Een dag niet gezeikt is een dag niet geleefd!' Want zeiken is zoiets als een mentaal windje dat maar rond blijft rommelen in je hersenen er uit laten en dat lucht op.