De zomers uit mijn jeugd - Een plek in de polder
Twee seizoenen
Als kind
Verdeelde ik het jaar
In zomer en in winter
Te klein nog
Om te leven
Met de vaagheid
Van de rest
Dus de zomers
Uit mijn jeugd
Zijn de langste
Van mijn leven
Er was slechts
Één afspraak
Naar huis
Als de lantaarns
Branden gaan
In de winters
Van mijn jeugd
Lag er altijd
Meters sneeuw
Wollen winterwanten
Voelden voor mij de kou
Krompen in elkaar
Als zij zich warmden
Bij de haard
Toen na mijn laatste lange zomer
In mijn eerste koude winter
Mijn eigen handen samen
krompen
Boven de warme haard
Wist ik dat ik
Geen kind meer was
Een plek in de polder
Kom, dan neem ik je mee
Naar een plek in de polder
Waar je niets anders hoort
Dan de wind in je oren
En een vogel die krijst
De maïs op het veld
Kun je horen verdorren
Zo af en toe hoor je
Een schaap dat blaat
Heb je geluk
Dan hoor je
De klok
Van de nonnen
Uit het klooster
Waar de tijd
Stilletjes gaat
Als je goed kijkt
Dan hoor je het water
Dat door de pont
Aan de kant wordt geduwd
Kom, dan neem ik je mee
Naar een plek in de polder
Waar geen andere geluiden
Dan die van de polder bestaan