De kracht van het woordje nog // Dat mis ik het meest
De kracht van het woordje 'nog'
Ik liep mijn lokaal uit op weg naar de koffie met uit gewoonte een mondmasker op in een bijna leeg schoolgebouw, alleen de eindexamenklassen zijn er. De hele week heb ik behoorlijk getwijfeld of het verstandig was om hier te zijn, fysiek les te geven terwijl er een nieuwe veel besmettelijkere variant rondwaart en ik op mijn leeftijd toch ietwat meer risico loop mocht ik besmet worden. Toen wist ik nog niet dat dit kleine gesprekje nodig was. Toen wist ik dat nog niet, nu wel. Ik pakte mijn koffiebeker uit de automaat en was vergeten om mijn mondmasker weg te halen toen ik de eerste slok wilde nemen. Ik gooide de bruine in de vuilnisbak, pakte een nieuwe uit mijn achterzak want,' ja je hebt ze tegenwoordig overal zitten, ' dacht ik onze situatie met ietwat zelfmedelijden samenvattend. 'Nee, je, hebt ze tegenwoordig nog even overal zitten, ' corrigeerde ik mezelf. 'Nog even....'
Nawoord
Nee dit verhaal is geen pleidooi voor fysiek lesgeven, nee dit is geen pleidooi tegen online lesgeven, want daar kan ik ook veel over zeggen. Vanaf het begin van de pandemie erger ik me rot aan al die 'experts' die fysiek onderwijs afwegen tegen mijn gezondheid maar zelf lekker ergens veilig achter een bureautje zitten. Ik erger me dood aan de degenererende opmerkingen over online lesgeven, iets wat nog zo in zijn kinderschoentjes staat, nee in de babyluiers ligt en afgewogen wordt tegen iets wat gedurende eeuwen zijn vorm gekregen heeft. Zullen we eens op zoek gaan naar een heel nieuwe vorm van onderwijs, een combinatie van de fysieke mogelijkheden en de online mogelijkheden of is het daar nog te vroeg voor? Of hebben we daar gewoon het lef nog niet voor en zijn we, net als mijn leerling, teveel gaan geloven in de absoluutheid van wat de 'experts' zeggen. Nee, nog zeggen, nog even zeggen!'
voor de bundel:
Dat mis ik het meest
´Weet je,´ zei ik tegen de jongen van de plaatselijke ijssalon die mijn koffie klaar stond te maken, ´weet je wat ik het meeste mis?' Hij draaide zich om en terwijl ik de krant met de dagelijkse slecht-nieuws-koppen aan de kant schoof, herhaalde ik mijn vraag, 'weet je wat ik eigenlijk het meeste mis?' Hij begon meteen te raden: 'Op het terras zitten, op vakantie gaan, 's avonds na negen uur naar buiten kunnen, uit eten gaan.' Hij somde de ons door de media ingestampte rij van 'oh wat zijn we met zijn allen zielig ' makende zaken op. 'Nee, 'zei ik, 'dat mis ik eigenlijk niet het meest, ik mis ons oer-Hollandse gezeur over het weer!' 'Neem nou dit weekend, eigenlijk moeten we nu al zeuren over de hoeveelheid sneeuw, dat ze wel weer te laat zullen gaan strooien, dat ze te vroeg gaan strooien, dat de sneeuw wel niet zal plakken, dat er door die sneeuw kans is op slecht ijs, dat het te vroeg gaat regenen of juist te laat, dat soort gezeur bedoel ik.' Hij keek me begrijpend aan terwijl hij het dekseltje op mijn bekertje duwde en er een klein reepje pure chocolade naast legde. 'Dat soort gezeur,' herhaalde ik. Ik pakte mijn bekertje op en liep naar de uitgang, want binnen zelfs staand je koffie op drinken was nog steeds tegen de regels. 'Mevrouw, 'riep hij me na, 'ik hoop dat er een meter sneeuw valt, voor de kindjes hoop ik dat!' Hij keek me uitdagend aan. 'Ik hoop, jongeman dat het na een halve dag heet water gaat regenen, voor de ouden van dagen, hoop ik dat!' We schoten beiden in de lach, we konden het nog, het zat gelukkig nog in ons DNA, het oer-Hollandse kleine pietluttige gezeur over het weer. Met een lichter hart liep ik verder, als dit onuitroeibaar was, dan kwam het echt wel goed met ons landje. Dan kunnen we over een paar maanden of langer weer heerlijk oeverloos pietluttig zeuren over het weer, want ja dat mis ik echt het meest.