Als ik
Als ik aan Jeanne denk
Dan denk ik aan liefde
Dan denk ik aan bloemen
Aan warme zorgzaamheid
Als ik aan Jeanne denk
Dan denk ik aan chocolaatjes
'Dag vrouwke, dag manneke
Tot morgen maar weer!'
Als ik aan Jeanne denk
Dan weet ik vandaag al
Dat ik haar zeker
Mijn leven lang mis
Dromen
'Weet u mevrouw,' en hij keek me vragend aan. Ik had net mijn fiets buiten gezet, mijn helm op gedaan en de man met het hondje die samen minimaal drie keer per dag onder mijn appartement voorbij kwamen, goedendag gewenst. Ik wilde vroeg gaan fietsen, zodat ik weinig mensen tegen zou komen maar deze drie woorden 'weet u mevrouw' deden mij mijn helm afzetten en ik ging eens op het stuur van mijn fiets hangen. 'Zou u als de terrassen nu open gingen op een terras gaan zitten?' vroeg hij. Ik word de laatste dagen steeds beter in een neutraal, iemands verhaal niet onderbrekend, gebrom en ik liet dat ook horen. 'Mijn vrouw zegt dat ze dat als eerste wil gaan doen, nou ik niet. Ze zit nu al vakantiehuisjes voor de komende zomer uit te zoeken, voor als de economie weer opstart. Ik heb al gezegd dat we die mooi in onze achtertuin gaan opstarten wat mij betreft. En toen ze hoorde dat de Ikea weer opengaat, wilde ze daar meteen naar toe voor appeltaart met slagroom! Zeg nou zelf dat doe je nu toch nog niet, het is nog lang niet veilig overal.' Hij keek me verwachtingsvol aan. 'Ach meneer,' zei ik,' misschien droomt uw vrouw gewoon een beetje hardop,' want op deze lange zin kon geen neutraal gebrom als antwoord volgen hier moest een echt antwoord op volgen. 'Dat zou best eens kunnen mevrouw, daar was ze altijd al heel goed in.' Dat laatste stukje zin werd uitgesproken op een manier die een leven vol overbrugbare en onoverbrugbare verschillen bloot legde. 'Ach meneer,' zei ik,' misschien moeten we met zijn allen weer gaan dromen, dat kan toch geen kwaad?' Het hondje bewoog zich, die wilde naar huis, die droomde waarschijnlijk van zijn etensbak en warme, veilige mandje. 'Ach nee,' zei de man van het hondje, 'eigenlijk kan het ook geen kwaad.' Ik zette mijn helm weer op en met een tweede goedendag, gingen we op pad. Hij naar huis, ik naar de stilte van de polder, om even te dromen dat wel ons leven maar niet de wereld zo ingrijpend veranderd is.
Stilte en rust
De keerzij van
Ik sta in de polder
Met stilte om me heen
Een bui komt eraan
Een vogel vliegt op
Hier heerst de rust
Heel in de verte
Een boer die ploegt
Wolken met stof
Vliegen in het rond
Straks door de regen getemd
Deze wereld is stil
Vol stilte en rust
Maar voor hoe lang nog
Nog weken nog maanden
Voordat dit alles verdwijnt
Dus sta ik hier stil
Hoef nergens naar toe
Deze rust deze stilte
Deze keerzij van
Is waar ik ondanks alles
Gehecht aan ben geraakt